Vragen stellen zonder garantie op antwoorden: de ingewikkelde zoektocht van (achter)kleinkinderen naar het oorlogsverleden van hun familie



Beelden: Unsplash

Auteur: Sanne Roes
Gepubliceerd op 1-7-2025 om 9:00
Zoeken naar het oorlogsverleden binnen je eigen familie lijkt voor veel (jong)volwassenen onbegonnen werk. Toch houden steeds meer (achter)kleinkinderen zich ermee bezig. Ikzelf ben daar ook één van; maar ik heb inmiddels tig tabbladen en archiefdocumenten opgeslagen – en ik ben hartstikke verdwaald.
Sinds een aantal jaar verdiep ik me in mijn familiegeschiedenis, en ben ik op zoek naar wat mijn opi en omi precies hebben meegemaakt in de Tweede Wereldoorlog - hun verhaal bestond voor mij namelijk vooral uit vraagtekens. De zoektocht begon met een sporadische Google-search, en ontwikkelde zich tot een uitgebreid web van archieven, stambomen, bevolkingsregisters en huwelijksaktes. En ik ben niet de enige. Een kwart van de Nederlanders is namelijk heel erg geïnteresseerd in de studie van eigen familiegeschiedenis (genealogie), en drie vijfde is enigszins geïnteresseerd, zo blijkt uit recent onderzoek van Norstat in opdracht van CBG (Centrum voor familiegeschiedenis). Oftewel: 85% van de Nederlanders heeft interesse in hun roots. Maar waarom eigenlijk?
.jpg)

Wat doet het CBG?
Het CBG is dé plek voor iemand die op zoek is naar zijn/haar/hun familiegeschiedenis. ,,We geloven dat iedereen het recht heeft om te weten waar je vandaan komt,” vertelt woordvoerder Monique Zwart. ,,Maar hoe doe je dat? Hoe pak je dat aan? Welke bronnen zijn betrouwbaar? Daar helpen wij bij.”
Die hoge percentages zijn voor Monique Zwart, woordvoerder van CBG, geen verrassing. ,,WO2 is altijd een populair onderwerp geweest vanwege de impact, vooral rondom herdenkingen krijgen we steeds meer aanvragen. Tegenwoordig is genealogie niet meer alleen voor de man die op zoek is naar mooie vondsten in zijn stamreeks. Door de jaren heen hebben steeds meer vrouwen interesse, en zien we dat de leeftijdsgrens ook lager wordt.” Dit heeft volgens haar onder andere te maken met de digitalisering: ,,Archieven, maar ook kennis en hulptools, zijn toegankelijker. Daarnaast durven jongere generaties ook sneller vragen te stellen, omdat ze verder verwijderd zijn van de oorlog.”
​
​
Tevens een verklaring voor waarom jonge generaties zich met hun familiegeschiedenis bezighouden, is het plaatsvinden van een specifiek moment. ,,Vaak hebben ze de klok horen luiden," vertelt Jan Wunderink, coördinator hulpverlening bij Stichting Werkgroep Herkenning. ,,Bijvoorbeeld als (groot)ouders zijn overleden, bij een geboorte of misschien zelfs een huwelijk. Op zo'n moment voelen ze: er speelt hier wat, maar ik kan er niet helemaal achter komen wat er precies is gebeurd." Zwart noemt dit 'life moments': ,,Ineens valt er een kwartje, en denk je: ik ga hiermee aan de slag."



Een document over repatriëring, maar wat betekenen al die cijfers en jaartallen?


Wow, de huwelijksacte! Inclusief datum, adres en namen van ouders!


Dus ze waren na de oorlog nog in Duitsland. Wilden ze niet terug, of konden ze niet terug?
Een greep in mijn eigen vondsten
Losse puzzelstukjes
Stichting Werkgroep Herkenning is een organisatie die familieleden van mensen die tijdens WO2 aan de zijde van de bezetter stonden, of de bezetter waren, ondersteunt. Volgens Wunderink maken vooral 2e generatieleden (de kinderen van mensen die de oorlog meemaakten) gebruik van de lotgenotengroepen en de hulptelefoon. Toch valt de 3e generatie (kleinkinderen) hem steeds meer op. ,,Zij zitten niet zo met emotionele verhalen, maar hebben echt héél veel vragen: ‘Waar vind ik dit?’ ‘Is het waar dat…?’ ‘Hoe komt het dat…?’. Dat is echt typisch voor de derde generatie.”
​
De jonge generaties ontwikkelen tijdens het onderzoek vaak nog meer vragen dan dat ze antwoorden vinden. Een grote oorzaak daarvoor? ‘We hebben het er niet over’; zwijgen. ,,Een zwijgcultuur in een gezin is funest,” zegt Wunderink. ,,Het brengt een bepaalde spanning met zich mee, een kind voelt dat erg goed. Soms maakt de buitenkring van een gezin het kind attent op het familiegeheim – 'Goh, wist je dat jouw opa NSB’er was?' – en soms deelt de eerste generatie het familiegeheim ineens op hun sterfbed.” Wunderink valt even stil, en zucht. ,,Dat kom ik in gesprekken bij de stichting vaak tegen, en dat is erg traumatisch voor die mensen. Diegene sluit zijn ogen en het (klein)kind krijgt nooit meer de kans om vragen te stellen.”
​
​
​
Zwart benoemt het zwijgen daarom ook als grote belemmering in de genealogie: ,,Allereerst wil iemand iets onderzoeken, maar heeft hij/zij/hen geen informatie. Ze beginnen met niks. Ten tweede zijn er vaak flarden van informatie - losse puzzelstukjes waar moeilijk een compleet verhaal van te maken is. Denk aan losse verhalen die in de familie worden doorverteld, brieven, een gevonden document of zelfs roddels. Dat brengt voor de onderzoeker veel onzekerheid met zich mee, omdat je moet kijken wat waar is en wat realistische scenario’s zijn.” Volgens Zwart doet dit ook iets met jezelf; ,,Is dit ook mijn geschiedenis, of die van mijn (over)grootvader? Mag ik daar eigenlijk wel vragen over stellen? Moet ik mezelf spreekrecht geven?”
,,Mag ik daar eigenlijk wel vragen over stellen?"
weer een document gevonden


Shit, is het al zó laat?
Orde in de chaos
Toen ik mijn eigen berg aan bevindingen trots - maar met geen sprankeltje orde en logica - voorschotelde aan mijn moeder, zag ik dat haar hoofd aardig begon te tollen. ,,Heel knap dat je dit hebt gevonden,” zei ze. ,,Maar ik denk dat je alle informatie het best even op kunt schrijven, misschien wel in een tijdlijn? Op deze manier kan ik het nog moeilijk begrijpen…” Eenmaal thuis deed ik een poging, maar dat was een stuk moeilijker dan ik dacht. Want waar begin je?
​
​
​
,,Voordat je begint met je onderzoek wil je jezelf afvragen: wat is mijn zoekvraag?” legt Zwart uit. ,,Wil ik een boek maken, een podcast, of misschien gewoon een stamboom in een Word-document? Onderzoek doen naar familiegeschiedenis is soms ook gewoon verdwalen in dromen, verhalen en details, maar je moet soms ook gewoon een beetje streng voor jezelf zijn. Als je jezelf een deadline geeft - bijvoorbeeld die ene verjaardag - heb je een duidelijk doel voor ogen.” Dat ik in mijn onderzoek nogal verdwaald ben geraakt in alle archieven en websites, kan Zwart goed begrijpen. Aan de telefoon vertel ik haar: ,,Ik heb heel veel gevonden, maar ik weet niet wat ik ermee moet.” Ik hoor haar gniffelen. ,,Precies,” zegt ze. ,,Het is ook verslavend. Met een zoekvraag voorkom je dat, omdat je daardoor ook weet wat je wil weten, en waar je moet zoeken.”
Ben je eenmaal goed op weg? Dan wil je je bevindingen volgens Zwart documenteren. ,,Houd bij wat je hebt gevonden, wanneer je welke bron geraadpleegd hebt, wat je er vond en wie je heeft geholpen. Neem ten slotte gesprekken met familieleden ook op, zo zorg je dat je alle details goed onthoudt. Met onderzoek naar je familiegeschiedenis kun je makkelijk verdwalen, dus zo wijs je jezelf een beetje de weg.”
,,Je eigen familie onderzoeken is ook verslavend"
Voor een extra stok achter de deur, kun je dit stappenplan van CBG gebruiken:
1
Wat is mijn zoekvraag? Wat wil ik weten/ontdekken?
2
Begin thuis: vraag familie voor de eerste 100 jaar (= recente gegevens), gebruik WieWasWie voor bronnen
3
Documenteer en zoek verder in de archieven, of vraag hulp bij je onderzoek
4
In welke vorm wil je de stamboom (data) of het gebladerte (de verhalen) publiceren/vertellen?
Iedereen kan het CBG gratis benaderen voor hulp bij hun familieonderzoek, via service@cbg.nl.
Koude koffie
,,Dat was Brandpunt, goedenavond,” grapt opa, terwijl ik mijn laatste - inmiddels koude - slok koffie wegdrink. Oma lacht, dus opa kopt ‘m in: ,,Nou, dominee Gremdaat heeft eventjes gesproken.” Ik ontgrendel mijn telefoonscherm, en beëindig de opname. Het klokje op het scherm telt zo’n vijftig minuten, al waren we stiekem al begonnen toen ik mijn jas nog aan het ophangen was. ,,Ik heb een boel nieuwe dingen geleerd!” zeg ik opgewekt. ,,Echt?” Opa twijfelt. ,,Ik kan helaas niet zo veel vertellen, best jammer.”
​
,,Wat vind je er eigenlijk van dat ik hiermee bezig ben?” vraag ik. ,,Heel stoer,” zegt hij gelijk. Hij gaat rechtop in zijn stoel zitten, ik zie alle twijfels als het ware van zijn schouders glijden. ,,Dat zei ik vanochtend nog tegen mijn baas: ‘Ik heb zo’n stoere kleindochter’.” Ik tik zacht met mijn voet tegen de tafelpoot. ,,Zouden opi en omi het ook oké hebben gevonden, denk je?” Zijn mondhoeken krullen iets omhoog, en zijn ogen staan zacht. ,,Het zijn toch ook jouw bouwstenen?”